Een les in nederigheid
Wat is de bedoeling van het onderwijs? Met die vraag starten we ons onderzoek tijdens de Systemische Werkplaats Onderwijs op 22 mei 2019. Onderstaand nemen we jullie mee in wat we met elkaar hebben gezien. Het was ‘tastend onderzoek’ en het is ‘tastend schrijven’. Het lijkt er namelijk op dat we in deze opstelling gewerkt hebben op het snijvlak van het niveau van het tastbare onderwijssysteem en op het niveau van de beweging van het kind het leven in. Dat zijn grote thema’s, waarbij we ook hebben ervaren dat we aan morele grenzen raken. Elementen als ‘dat wat niet gezegd mag worden’ en ‘dat wat niet gezien kan worden’ komen in beeld. Natuurlijk zijn we nieuwsgierig naar wat dit betekent. We voelen ook dat het (nog?) niet aan ons is om aan te komen. We ervaren het als een voorrecht dat we dit mogen zien.
We zijn net met de opstelling begonnen op een nieuwe locatie
‘het Groene Dak’ te Utrecht. De deuren van de ruimte staan open naar de
binnentuin. Dan loopt er een jongetje binnen, dat zijn potje is vergeten waar
hij zijn pissebedden in bewaart. Hij vraagt toestemming alsof hij voelt waarmee
wij bezig gaan. Als hij met zijn potje naar buiten loopt, zeg ik: “Zachtjes, de
pissebedden slapen.”
“Nee hoor, ze zijn wakker “en hij loopt de deur uit, de tuin in. We zijn
begonnen met een opstelling vanuit de vraag van één van de deelnemers: hoe kan
ik met mijn persoonlijke bedoeling een bijdrage leveren aan de bedoeling van
het onderwijs?
Inzichten uit de opstelling
Het lijkt erop dat de bedoeling van het onderwijs een bedenksel is en daarmee is het een construct vanuit het hoofd. De representant van ‘de bedoeling’ realiseert zich tijdens de opstelling opeens: “De bedoeling is bedacht!” “Het is gewoon iets dat we bedacht hebben. We kunnen dus ook iets anders bedenken!” Dit betekent, dat de bedoeling van het onderwijs ook iets anders kan zijn. Later zegt ze nog “Nee, dit is niet de bedoeling”
Als we de ontwikkelingslijn van het kind in het leven als
uitgangspunt nemen, dan is het kind gericht op het zich ontwikkelen naar de
wetten van de natuur. Het kind wordt blij wanneer hij zijn blik letterlijk en
figuurlijk naar buiten mag richten, in de richting van het leven, de natuur in.
Het onderwijs kan het kind volgen, wanneer hij de beweging naar de natuur, het
leven maakt. Ze is er voor het kind.
Een van de elementen is ‘dat wat niet uitgesproken mag worden’. Dit element wil
voorkomen dat het kind naar buiten gaat, het leven en de natuur in. Het zegt
dat ze het kind wil beschermen. En het verliest de controle over het kind.
Dat wat erbinnen is, houdt het kind tegen om naar buiten te gaan. Dit wordt gerepresenteerd door de maatschappij; bedrijven, organisaties, scholen, winkels etc. Daar waar de mensen denken, dat de macht ligt.
Nadat het element ‘dat wat niet uitgesproken mag worden’ was ingebracht ontstond er een bepaalde spanning in het systeem met een nieuw element ‘ancient wisdom’. Ancient wisdom voelt als een standbeeld van het Paaseiland, is van een hoger abstractieniveau en beweegt traag. De plek in de opstelling van ancient wisdom was in de buurt van het element ‘dat wat er niet uitgesproken mag worden’ en die zijn macht dreigt te verliezen. Ancient wisdom zit op de grond en observeert dit element nauwkeurig, ze voelt als heel traag. Het andere element wordt daardoor ongemakkelijk en voelt zich nietig en verliest een groot deel van haar macht.
Het leven en het onderwijs willen allebei het kind
beschermen tegen het element, dat zijn macht dreigt te verliezen, zodat het
kind haar ontwikkelingslijn kan volgen.
Vanuit dit element zijn er in deze opstelling ook aspecten die niet zichtbaar
mogen worden. Noot: het lijkt erop dat we hier bij de morele grenzen van de
opstelling zijn.
Verloop van de opstelling
Ons uitgangspunt is het vermoeden dat het onderwijs als opdracht heeft om bij te dragen aan de ontwikkeling van het kind. Daarbij bedoelen we niet alleen het voorbereiden op een leven in onze maatschappij. We doelen met ‘de ontwikkeling van het kind’ ook op datgene dat zich los van onze inmenging ontvouwt, namelijk het leven zelf. Met andere woorden, de menselijke ontwikkeling waarvan het kind-zijn een fase is. We zijn benieuwd wat er te zien is als we ‘onderwijs’ en ‘leven’ opstellen. Dit vormt het begin van ons onderzoek.
Tussen ‘onderwijs’ en ‘leven’ is er niet zoveel. Deze elementen kunnen heel lang tegenover elkaar blijven staan, zonder dat er iets gebeurt. Er is geen verbinding.
Omdat we onderzoek doen naar de bedoeling van het onderwijs, brengen we ‘de bedoeling (van het onderwijs)’ in. Er verandert nog steeds niet zoveel.
We brengen ‘het kind’ in. Het kind/ de jongere is immers degene die gebruik maakt van het onderwijs. ‘Leven’ en ‘het kind’ hebben duidelijk verbinding met elkaar. ‘Leven’ beweegt naar het kind toe, onderwijs volgt. Dit zien we nog een aantal keren terug in de opstelling.
Langzamerhand verandert de plek van het onderwijs Staat het eerst nog tegenover het kind, gaandeweg komt het naast het kind te staan.
‘Natuur’ krijgt een plek in de opstelling. Omdat natuur voelt dat die een plek heeft en het binnen benauwd krijgt. Buiten is de oude wijsheid, binnen wordt veel ‘gekletst vanuit het hoofd’ ‘Natuur’ gaat letterlijk in de natuur buiten staan. “Hier is ruimte, hier kan ik zijn.” Daardoor ontstaat er in de opstelling een ‘binnen’ en een ‘buiten’. ‘Leven’, ‘het kind’ en ‘onderwijs’ staan op de drempel naar buiten. Er is een sterke verbinding tussen ‘leven’ en ‘natuur’. De bedoeling staat verder weg en realiseert zich: “De bedoeling is bedacht!” “Het is gewoon iets dat we bedacht hebben. We kunnen dus ook iets anders bedenken!”
Femmy Wolthuis en Sander Galjaard
22 mei 2019