Verslag van een opstelling mbt directeur en bovenschoolse deskundigen in het primair onderwijs

Opsteller: Marije Boot

Vraag

De vraag van de directeur is: “Help ons kijken naar de verschuiving van rollen en taken in de nieuwe structuur, wat er wel en niet duidelijk is en wat er losgelaten mag worden.”

Inzichten

• De positie en functie van directeur moet door alle besturen bekrachtigd worden, waardoor steun ervaren wordt door zowel de directeur, als ook de bovenschoolse deskundigen
• Met betrekking tot ‘het doel’ wordt duidelijk dat het vooral om de kinderen moet gaan. Dit inzicht is van belang in de opstelling om überhaupt een beweging naar het doel te willen maken.

Context

De vraaginbrenger is een directeur van een samenwerkingsverband binnen het primair onderwijs. Naast de directeur zijn ook de negen besturen van de aangesloten scholen en de negen bovenschoolse deskundigen (voorheen de zorgcoördinator per bestuur) bij de vraag betrokken. De bovenschoolse zorgcoördinatoren hebben een andere plek en rol gekregen binnen het samenwerkingsverband. Ze willen met aandacht kijken naar deze verandering, ook omdat er verschillen zijn in de omschrijving en posities van de nieuwe bovenschoolse deskundigen binnen de besturen waar het samenwerkingsverband voor werkt.

De opstelling

We doen een zwermopstelling, waarbij de directeur zijn eigen positie representeert en een representant staat voor ‘de besturen’. Vervolgens worden alle bovenschools deskundigen (BD) gevraagd hun plek in te nemen. De BD-ers gaan in een hoefijzer om ‘besturen’ en de directeur heen staan. Het is steeds zoeken naar de plek: voor of achter ‘besturen’. Vervolgens vragen we een representant voor ‘het doel van de organisatie’.

Er ontstaat twijfel bij de directeur of hij achterom moet kijken om het bestuur en de BD-ers mee te krijgen of dat hij zelf richting ‘het doel’ moet lopen. Deze besluiteloosheid wekt irritatie bij de mensen. ‘Besturen’ geeft aan behoefte te hebben aan een hulpvraag vanuit de directeur. Het blijkt erom te gaan dat de directeur ‘de besturen’ mag vragen om steun, waarin hij aangeeft wat hij van hen nodig heeft om het doel te kunnen behalen.
Ook wordt duidelijk dat bij de aanstelling van de directeur een deel van de bestuurders betrokken is geweest, een deel ook niet. Vooral bij deze laatste groep moet nog de bekrachtiging van de positie plaatsvinden.
Tenslotte blijkt het van belang dat de besturen binnen de scholen duidelijkheid geven over de positie van de directeur.

Op het moment dat de opdracht en de positie van de directeur helder zijn, kan de directeur naar ‘het doel’ bewegen en lopen alle BD-ers gemakkelijk met hem mee. In eigen afstand en tempo, het gaat zeker naar voren richting doel. Het is de directeur duidelijk wat hem te doen staat en dat hij degene is die de eerste beweging kan maken.