In dit blog nemen we je mee in wat we met elkaar hebben gezien tijdens de opstelling en de nabespreking daarvan tijdens de Systemische Werkplaats Onderwijs van 30 november 2016. Het geeft informatie over patronen in ons onderwijs en bronnen van waaruit beweging ontstaat. We zijn benieuwd wat je herkent in je eigen praktijk. Laat je een reactie achter? Zo kan de uitwisseling en het leren verder gaan.
Noot vooraf: we hebben veel gezien en onderzocht. Het is een uitgebreid verslag geworden om je de kans te geven er datgene uit te halen dat voor jou op dit moment van toegevoegde waarde is. We nodigen je uit tot het einde toe door te lezen. Leestijd: 5 minuten.
- Het begint allemaal met het verlangen om te spelen. Dit is licht, vrij, speels. De opstelling echter is zwaar. De zwaarte zien we steeds terug in de onderwijsopstellingen die we tot nu toe hebben begeleid.
- Er zijn zoveel ‘brandjes’, het ontneemt het zicht op wat er werkelijk is.
- Er zijn verschillende representanten die niet gehoord of gezien zijn. Of anders gezegd: ‘Er wordt je niets gevraagd’ en ‘je zegt niets’ zijn allebei aanwezig. Dit resoneert bij ons met ‘hoe kun je in een groep verdwijnen’ en ‘hoe kun je in een groep verschijnen’.
- Er is weinig beweging in de opstelling. Ook dit is een zich herhalend patroon in de opstellingen die we hebben gezien.
- Een kleine, innerlijke verandering bij een representant is essentieel voor het ontstaan van beweging; letterlijke beweging, dat iemand iets doet. En de beweging waarbij representanten zich gaan uitspreken.
- Er zijn verschillende groepjes representanten, waarbij de één voor de ander staat of zit. Het lijkt te gaan over beschermen en verschuilen.
- Er is veel ingehouden woede en agressie. En het is allemaal heel beleefd. De systeemzin die wordt gesuggereerd is: “Er mag geen bloed vloeien.”
We ontdekken dat het nodig is om verantwoordelijkheid te nemen, beslissingen te durven nemen. Te durven snijden, waarbij de liefde nodig is. De opstelling lijkt een uitnodiging aan het onderwijs te zijn om zowel liefde als woede te erkennen als elementen die er zijn, hen te zien en ons ermee te verbinden. - Er zijn veel koude voeten in de opstelling. Kou betekent afgesneden zijn van iets. Dat roept de vraag op: “Wat hebben we onder ogen te zien?”
- ‘Het grotere weten’ of ‘dat wat er altijd is’ heeft een belangrijke plek in de opstelling. Ze is solide en stevig aanwezig, als een baken. Zij bevestigt een innerlijke beweging die tijdens de opstelling ontstaat en wordt actief als ze daartoe wordt uitgenodigd.
Bij de nabespreking hebben we onszelf de vraag gesteld wat dit ‘oude, dat er altijd is’ zou kunnen zijn. Suggesties die opkomen zijn ‘het leren’ en ‘spelen’. - Nieuwsgierigheid is aanwezig in de opstelling. Zolang zij niet wordt uitgenodigd, doet zij niet actief mee. Ze wil wel graag.
We bespreken dat nieuwsgierigheid kan worden uitgenodigd door te luisteren, zonder oordeel, vanuit het niet-weten. Dit is niet eigen aan het onderwijs. Dat is veelal gebaseerd op kennisoverdracht en daarmee van ‘weten hoe het zit’. Weten en niet-weten horen beide bij leren en onderwijs.
Het lijkt erop dat het niet-weten er niet mag zijn in het onderwijs. Terwijl het eigen is aan het leven. Dat het niet-weten geen plek heeft, leidt tot passieve agressie en boosheid, die zich richt op de leiders. Wat weer leidt tot veel gedoe. Waarmee de nieuwsgierigheid nog verder verdwijnt en er een vicieuze cirkel is ontstaan.
De opstelling lijkt te laten zien dat we met een kleine, innerlijke beweging verschil kunnen maken door het niet-weten en de kwetsbaarheid die daarmee samenhangt te erkennen, de nieuwsgierigheid weer uit te nodigen en van daaruit samen met anderen, volwassenen en kinderen, te leren en te spelen. - Er zijn nog meer polariteiten te zien in de opstelling, zoals macht & onmacht, autonomie & afhankelijkheid, bevroren staan & beweging, koude & warmte, mannelijk & vrouwelijk, volwassen zijn & kind zijn. Waarbij een aspect van de polariteit zich ook kan vertonen in een verwrongen vorm (bevroren staan in plaats van stilte bijvoorbeeld). Het lijkt de uitnodiging te zijn beide kanten van de polariteit te zien en te verbinden.
- Als het onduidelijk wordt wat de volgende stap mag zijn, bevriest de representant. Hij probeert het antwoord te vinden met zijn ratio alleen. Als liefde achter hem komt staan en verbinding maakt met zijn hart, verzacht de representant. Hij kan contact maken met zijn intuïtie en een groter weten, waardoor duidelijk wordt wat de volgende beweging is.
- In de opstelling gaat het over groot zijn, kleiner worden, groter worden. Iemand verwoord het beeld dat opkomt van macht, godsdienst en de invloed van de kerk, waarop anderen in de opstelling reageren.
In de nabespreking onderzoeken we de suggestie dat we mogelijk met het achter ons laten van de godsdienstige dogma’s en leerstellingen het kind met het badwater hebben weggegooid. Mogelijk is de tijd gekomen om opnieuw te gaan erkennen dat er nog een dimensie in ons leven een rol speelt, naast het fysieke, mentale en emotionele. Namelijk het besef dat we in essentie geestelijke, spirituele wezens zijn. Het onderwijs is dan ook een plek om samen te leren en te ontdekken wat het betekent om als mens in deze wereld te staan en deze wereld vorm te geven.
Het gesprek over dit onderwerp riep emoties op en we dreigden zelf heel beleefd te blijven door niet aan elkaar te gaan schuren. Patroonherhaling 🙂 Gelukkig heeft iemand dat door gehad, heeft hij zich uitgesproken en durfden wij het aan om ons gevoel van geraakt zijn te benoemen. Het begin van een wezenlijke uitwisseling.
Keerpunten in de opstelling
- De zin “We zijn allemaal kind geweest” die tijdens de opstelling klinkt. En ook de suggestie dat de hoofdrolspeler in de opstelling – die gaandeweg lijkt te staan voor directie / bestuur / instantie – mogelijk staat voor het kind.
Het lijkt wezenlijk te zijn om als volwassenen in het onderwijs ons eigen ‘innerlijk kind’ te erkennen. Daar is lichtheid, speelsheid, leren, nieuwsgierigheid. En ook gekwetst zijn. Ook dat is van belang om onder ogen te zien en daarvoor verantwoordelijkheid te nemen. “Je moet naar de pijn van je eigen kind-zijn terug om leer-kracht te kunnen zijn.” - Gaan doen. Voorbij het bevroren staan, het niet-weten een beweging maken en gaan ontdekken wat dat doet. Het gaan staan aan het begin van de opstelling zorgde ervoor dat anderen zich moesten gaan verhouden tot wat er gebeurt. Dat zet dingen in beweging, zichtbaar en onzichtbaar.
Hoe de opstelling begon
We zitten in de kring. En dan staat hij op, zijn impuls volgend. Hij verschijnt. Er komt beweging. Andere mensen vinden een plek in de ruimte. Weer anderen blijven zitten in de kring. We nemen waar wat er gebeurt. Zonder precies te weten wat er zich ontvouwt. Sommigen geven woorden aan wat er wordt ervaren op de plek waar zij staan. “Ik voel me groot”, “Als jij erbij komt staan, word ik kleiner”, “Ik kan alleen maar naar haar kijken”. Weer anderen zijn in stilte aanwezig, de meesten daarvan zittend op de grond.
Daarvoor zijn we meegenomen naar de bron van het ontstaan van de Werkplaats en haar bedoeling. We hebben elkaar welkom geheten, met alles dat er is en hebben de uitnodiging gekregen onszelf uit te spreken met alles dat er is. Ook als het ongemakkelijk is, gaat schuren of juist vol passie is. We willen dit juist graag onderzoeken, leren kennen. Daarna zijn we met elkaar gaan verkennen wat we vanmiddag met elkaar gaan doen in relatie tot teams in het onderwijs, het thema van deze Werkplaats. Het gaat over verschijnen en verdwijnen in een groep. Over spelen. Iemand deelt haar ervaring over hoe fijn ze het vond om naar school te gaan: “Hè, fijn, leren!”. En dan gaat hij staan.
Met dank aan alle aanwezigen voor het met elkaar verzamelen van deze inzichten,
Femmy Wolthuis, notulist